‘Verschil moet er zijn …’ – …
… ‘Om vier uur zijn ze vast goedkoper’ (BijJelle) …
… ‘Zeker voor het krantje?’ …
… ‘Die staat nog in de menie.’ …
… ‘Ja, leuk beeld hè?’
… ‘Wel doen, hoor!’
‘Verschil moet er zijn …’ – …
… ‘Om vier uur zijn ze vast goedkoper’ (BijJelle) …
… ‘Zeker voor het krantje?’ …
… ‘Die staat nog in de menie.’ …
… ‘Ja, leuk beeld hè?’
… ‘Wel doen, hoor!’