Gedicht

De tijd – altijd al vaag
een nooit gestorven vraag
over zijn niet zijn – de tijdloosheid
verborgen in de grijze lucht
wordt eeuwig nagejaagd
maar eindt nergens nooit meer
dan in betraande tijdelijkheid
en daarna toch de werkelijkheid
van zucht en snik – de nieuwe tik
die men nimmer kennen zal.
legetijd - 1

De bank

De bank die als de zon de avond brengt
een peinzende passant zal dragen
die zich mogelijk af gaat vragen
welke heugenis zo aan de engrand staat;
die wellicht kijken zal naar hun geleefde tijd
de namen langs zich heen laat gaan
maar geraakt is door deez’ genegenheid
en geroerd en in gedachten verdergaat
– de bank, de eeuwigheid daar achterlaat.