De tijd – altijd al vaag
een nooit gestorven vraag
over zijn niet zijn – de tijdloosheid
verborgen in de grijze lucht
wordt eeuwig nagejaagd
maar eindt nergens nooit meer
dan in betraande tijdelijkheid
en daarna toch de werkelijkheid
van zucht en snik – de nieuwe tik
die men nimmer kennen zal.
Categorie: gedicht
De bank
De bank die als de zon de avond brengt
een peinzende passant zal dragen
die zich mogelijk af gaat vragen
welke heugenis zo aan de engrand staat;
die wellicht kijken zal naar hun geleefde tijd
de namen langs zich heen laat gaan
maar geraakt is door deez’ genegenheid
en geroerd en in gedachten verdergaat
– de bank, de eeuwigheid daar achterlaat.
Atelierroute in poëzie

Atelierroute Blaricum 2021 is op 28 en 29 augustus.
De scribent in ons wacht af
Gedichtenbundels (waaronder het geniale Kathedralisme), romans (Koor der oneindigheid).
Boekenweek!
Vandaag van start. Bij besteding van 15 euro krijgt u het Boekenweekgeschenk Wat wij zagen van Hanna Bervoets. Los verkrijgbaar is het Boekenweekessay De Genocide Fax van Roxane van Iperen. En daarnaast …
… is ook verkrijgbaar Kathedralisme. Velen zullen daar ook in lezen dat het maken van een pas op de plaats wellicht zo gek nog niet is. De Blaricumsche Boekhandel is op zaterdag geopend tot 17 uur.
Vertraag de tijd …
… om de kist die ging
met hem of haar, vandaag
huil hard of bloesemzacht
totdat toch ook de nacht
haar vleugels spreidt.
.
Waar is de wind?

Stop the curfew

Bewerking van het bekende gedicht Stop all the clocks van W.H. Auden.
Dat is het pessimisme ten top; deze bewerking is bedoeld als bemoediging.
Sneeuwdorp
Grimmig staan tientallen grauwvachters in de sneeuw
een zachte maar dodelijke ring rondom de dorpswallen.
Niets beweegt, alleen wat rook die naar de zon toe kringt.
Ze zien de ogen niet, de matzwarte lopen evenmin
als bevroren aan ijzers en kozijnen op hun schedels gericht,
de ademsporen niet die dampig bij een balk verdwijnen.
Er is zacht gegrom dat ze zelf nauwelijks horen, niet onderdrukken
een spier die soms wat trilt en poot of lip doet beven voelen ze niet
hun staarten half krom en naar beneden, soms een korte zwiep.
De sneeuwvlok die het dansend schitterend redt tot het gat waarlangs
de koude lucht naar een gespannen keel sluipt verdwijnt met een
ademstoot en dan een dunne zucht - de zon begint zich af te wenden.
Zij met de dodelijke vermoeidheid in de stekende ogen de droge monden,
kapotte lippen en die dorst, die dorst - zij weten wat er gaat gebeuren,
het was al vaker zo. Ze moeten wel, of het is nooit meer. Dan sterven.
De dreiging die altijd om hen heen leeft, elk doen volgt elke fout afstraft,
in het zwoel van de lange dagen vaak op afstand blijft, maar niet als de kou
zo zwaar zo duurt. Zo bedriegelijk wit, een mantel waaruit de dood ontploft.
Opeens, even onzichtbaar, barst het los. Grauwend hysterisch jankend
en met huilend geblaf in razernij rennen ze het dorp in. Alles is prooi.
Ze weten wel wat, ze weten niet waar, niet hoe te grijpen met de kaken
die zo gretig warm en bloederig vlees van botten willen scheuren. Maar kansloos.
Uit de lopen flitsen gele vlammen witte strepen felle knallen scheuren driften
los van het bestaan. Overal is rook, gekrijs - en de dood die kraakt en spat.
Voorbij. Stilte. Doodse stilte. Het wachten achter de lopen wordt gespleten
door een laatste schot, een slepend lijf slaat bloedspuitend tegen de sneeuw,
in een stuiptrekking. Dan een korte schreeuw uit een droge keel. Antwoorden.
Overal dampende kadavers, dode ogen in die vaalgrijze, soms witte vachten
en daar tegenaan rode vlekken, stront, het geel van verzuurde pis. Dorst.
Kachels worden opgepookt, wapens weggezet, niemand te zien. Ze overleven.
De avond valt met wind en scherpe sneeuw. Snel is wat was en het zware werk
van de volgende dag toegedekt. Alle schoorstenen roken nu, zwakke geluiden
door handen die wel moeten, daar een lichtstreep langs dat verrotte luik.
De nacht komt met een vuile storm en nog veel meer sneeuw. Wit. Dood.
Wat gebeurd is, wordt vervloekt, weggetrapt. De kou, de sneeuw en de storm
worden vervloekt. Het leven is vervloekt. Maar ze moeten wel. Steeds weer.
Mijmering van Marise
Gedicht (avondklokvoedsel)
Links: eerste versie; rechts: eindversie.

Wijntje op? Niet flink doen – taxi bellen
Zo’n dorp …
Zo’n dorp waar zo nu en dan een paard en wagen gaat
de klok wel tikt maar de tijd meestal in verstilde staat
het leven weergeeft als op een werkelijk schilderij
– dat is gegaan, dat dorp dat was en is voorbij.
Koop veel boeken – …
… waaronder het fenomenale coronacrisis duidende Kathedralisme.
Stippe stappe …
… nee Piet, even zonder grappen:
wat is het geluid dat elke hoef nu maakt,
vriest het soms zo erg dat het kraakt?
…
– Aha, dat zal de Sint in ’t maanlicht kunnen velen;
Amerigo kan heel goed overweg met zonnepanelen.