… waaronder het fenomenale coronacrisis duidende Kathedralisme.
Categorie: gedicht
Stippe stappe …
… nee Piet, even zonder grappen:
wat is het geluid dat elke hoef nu maakt,
vriest het soms zo erg dat het kraakt?
…
– Aha, dat zal de Sint in ’t maanlicht kunnen velen;
Amerigo kan heel goed overweg met zonnepanelen.
Gedicht
Het laatste blad in vuren levensrood
dat de dood heftig wenst te wenken
of struis tracht naar elders weg te waaien
parels huilend in de koude regen
prachtig worstelend met de wind
wat laatste aaien van die zonnestraal
waarna het oud en brozig zal verzweven
– de tak oogt dan leeg en zinloos kaal
maar geboren is het nieuwe lenteleven
daaraan gaf de herfst zojuist zijn zegen.
Statig en nog gekroond …
… wordt de herfst gewacht, de winternacht
en van wat zij eerder heeft getoond
de zomerschaduw van haar bladermacht
trekt de westenwind nu alles los
blad voor blad, voor ’t nieuwe lentekind.
Leeg en stil, geen volk, geen spel …
… de klok slaat één, de tijd stopt niet
maar niets gaat van start, geen Ruijter schalt of lalt
hier sombert zwijgt de kermisbel
een vroeg herfstblad zweeft al naar het park
en kust daar misschien de burgermoe
of achter het beeld een hoopje hoop
op volgend jaar.
De tijd
De tijd
die hier, als je goed luistert
traag verstomt, verstilt
niet meer duwt of trekt
de tijd die hier altijd al staat
als een zachte handdruk
van de eeuwigheid
de tijd van hier, van toen
van rulle aard en bloemenzaad
die nu neuriet onder de blad en
door het denken van de wind
blijf – het wordt hier toch nooit laat.
Gedicht
Gedicht: normaal
Oog-TV: gedicht
Gedicht: Geef
Zij zal bloeien …
Zij zal bloeien
zij zal groeien
ondanks de mens
waarvoor het menens is
of nu misschien daardoor
toch ook dankzij – als wens
zonder stikstof CO2
zonder smetstof die verstikt
bloeit zij als droom, als fee
zonder angst en hamstergraai
zal zij groeien tot een boom
schoon natuurlijk fraai
en ongehinderd echt en vrij.
Gedicht: Wat?
Gedicht: Giraffennek
Zij kan het zich niet meer voor de geest halen
die suizende weg van zachte aanraking
tot ver en lang voorbij de eerste siddering
de woorden die hun lust steeds geiler gretiger
verbogen en de spieren die het heftige vertalen
van bijtende monden krabbende nagels maakten
tot de aaneengeregen orgasmes en het zuchten
dat zich verzwaarde en lostrok tot gegrom
en geklauw, geschok en dat ze dan alles lieten
uiteenspatten, de rug gekromd in een schreeuw
die kwam van diep en ver en eeuwig duurde …
… ze kan hem zich niet herinneren
als hij vanachter het dampende theeglas haar
met de lepel in zijn ongeschoren rimpelwang
vragend aankijkt, het moedeloze in bedwang
en uit een vage glimlach zegt ‘bijna vijftig jaar’.
Ze weet niet wie hij is, het getal zegt haar niets
hij heeft droeve ogen – ze voelt zich niet bang.
Lang, zegt ze tegen de lucht, een lach maakt zich los
en hij knikt, lacht terug: ‘Ja, lang, erg lang.’
Dan begint ze te stralen. Zomaar opeens weet ze het,
het antwoord op de vraag dat ze in de dierengroep
vanochtend ook van zichzelf niet heeft gehoord.
Giraffennek – hij schudt even zijn hoofd als zij
gesteund door een verzorgster zijn leven uit schuifelt.
Om wat, denkt hij als de buitendeur open kreunt
verdomme, verdriet om wat heb ik zo lang meegedragen?
Zilverheid
De zilverheid van de lente
door onzichtbare engelenhanden
uit de winterse werelden van ver
of mischien wel vanachter de sterren
voorbij het huis, voorlangs het thuis
dichter bijgebracht in een knop
een zachte straal van licht
zo maar verzegeld door de wind
met een kus op mijn gezicht.